Afmelden
Weet u zeker dat u zich wilt afmelden voor dit evenement?
De zoon van een Papoealeider die vanuit Nederland streed voor de onafhankelijkheid en twee afstammelingen van Afrikaanse slaafgemaakten die de plantages ontvluchtten in Suriname. Vanuit hun familiegeschiedenis vertelden zij over deze onderbelichte delen van ons koloniale erfgoed tijdens de bijeenkomst van De Maatschappij departement Den Haag op 15 november j.l.
“We leven in het herdenkingsjaar koloniaal en slavernijverleden. Is het tijd om hier meer aandacht aan te besteden of is het nog een beetje ongemakkelijk?” vroeg Simba Mosis aan de leden van De Maatschappij en aan een aantal introducees in een zaaltje boven in café Schlemmer. Zij en haar tweelingzus Susi Mosis behoren tot de Surinaamse Marrongemeenschap: afstammelingen van West-Afrikaanse slaafgemaakten die zo’n driehonderd jaar geleden de dwangarbeid op de plantages in Suriname ontvluchtten.
“We nemen jullie mee op reis naar Suriname in de achttiende eeuw,” zei Simba en schetste een beeld van de koffie-, suiker- en tabak plantages waarop de tot slaaf gemaakte Afrikanen levenslang moesten zwoegen. “De Marrons durfden ondanks de gevaren te ontsnappen naar het binnenland. Vervolgens zijn de machthebbers gaan nadenken over de afschaffing van de slavernij, wat zo’n honderd jaar later in 1863 gebeurde.”
Van generatie op generatie
In Nederland wonen ongeveer 11.000 Surinaamse Marrons. De tradities zijn binnen deze cultuur van generatie op generatie overgedragen, ook in Nederland, vertelden de tweelingzussen, die op achtjarige leeftijd van Suriname naar Nederland verhuisden. “Het principe: denk vanuit je eigen kracht en niet vanuit slachtofferschap bijvoorbeeld”, lichtte Susi toe. Ze vertelde verder over tradities tijdens bepaalde mijlpalen in het leven, over het opvoedsysteem dat elk kind als de verantwoording van alle volwassenen ziet en over hun eigen taal, een mix van West-Afrikaanse talen.
Met hun stichting Sisa Events proberen de zussen meer bekendheid te geven aan de Marroncultuur, onder andere via theatervoorstellingen. Ze hebben ook een boek geschreven, Hidden pages, over een jonge, slimme vrouw die onverwachts gevangengenomen werd in haar vaderland in West-Afrika en in Suriname als slaaf moest werken. Via QR-codes kun je tijdens het lezen muziek van de Marrons beluisteren. “Onze voorouders hadden geen stem, wij wel,” zei Simba.
Zoon van de Papoealeider
De tweede spreker, journalist en dagvoorzitter Nico Jouwe, nam ons ook mee naar zijn familiegeschiedenis – maar dan andere kant van de wereld, in Nederlands Nieuw-Guinea. Daar werd hij in 1959 geboren in de toenmalige hoofdstad Hollandia.
Zijn vader, Nicolaas Jouwe, was een van de twee vicevoorzitters van het nieuwe parlement, De Nieuw-Guinea Raad en zou misschien wel de leider van het onafhankelijke Nieuw-Guinea gaan worden. In 1962reisde hij naar New York waar Nederland en Indonesië, onder druk van de VS, onderhandelden over Nieuw-Guinea. Uit veiligheidsoverwegingen bracht hij zijn gezin onder in Den Haag. Nico toont een foto van de aankomst van de familie op Schiphol. “Hier is mijn vader nog vol goede moed. Maar het liep anders.”
Dromen van onafhankelijkheid
Zijn vader ontwierp de vlag de Morgenster, voor de Papoea’s nog altijd het symbool van het streven naar onafhankelijkheid – het eerst gemaakte exemplaar van de vlag ligt in Museum Sophiahof in Den Haag. Nico schreef erover in De Volkskrant en in het boek Ons koloniale verleden in vijftig voorwerpen.
Al snel bleek dat de familie Jouwe niet meer terug kon naar hun geboorteland. Het westen van Nieuw-Guinea werd ingelijfd door Indonesië en vanuit een rijtjeshuis in Delft streed Nico’s vader verder voor de onafhankelijkheid van zijn land. De IKON maakte de documentaires Koning zonder land en Land zonder koning over hem.
Gevolgd door de BVD
“We horen weinig over Papua, want er mogen geen journalisten naar binnen,” vertelde Nico. Af en toe komen er wel slechte berichten naar buiten: mensenrechtenschendingen, milieurampen, de dramatische economie ondanks dat het land rijk is aan grondstoffen, een gemiddelde levensverwachting van slechts 45 jaar.
Nico is nu bezig met een boek over zijn vader, onder andere op basis van het dossier van de Binnenlandse Veiligheidsdienst die hem van 1951 tot 1987 volgde. Ook doet hij via Stichting Pinang onderzoek naar de Papoea’s in Nederland – naar schatting rond de 3000 mensen – en is bezig met een glossy over deze gemeenschap.
Tekst: Thessa Lageman